« Terug naar overzicht

Pater Van Kilsdonk. Raadsman in delicate zaken

In het laatste jaar van zijn leven ontving pater Jan van Kilsdonk (1917-2008) bijna wekelijks Alex Verburg om zijn memoires te boekstaven. Van Kilsdonk, een legendarische figuur in de Amsterdamse studentenwereld, kon terugkijken op een roerig leven, waarin hij geregeld in conflict kwam met Rome. Ook al schaamde hij zich vaak diep voor de Kerk, hij bleef zich er net zo diep mee verbonden voelen. Hij was aalmoezenier in NSB-kampen, oprichter van de spraakmakende Studentenekklesia en godsdienstleraar van onder anderen Kees Fens, Huub Oosterhuis en Antoine Bodar. Als pastor was hij een steun en toeverlaat voor studenten, later ook voor aidspatiënten. Zijn gesprekken ‘in de woeling van het leven’ kregen vaak een vervolg in lange brieven. Hij was een barmhartig biechtvader, relativeerde ‘doodzonden’, gaf homoparen zijn zegen en koesterde ‘een stille hartstocht nabij te zijn aan mensen in nood’. Zijn levensverhaal is een moderne les in eerbied en medemenselijkheid.

Pater Van Kilsdonk. Raadsman in delicate zaken
Atlas Contact 2013
240 pp. plus fotokatern
Het boek is te bestellen via het contactformulier op deze site.
€ 11,90 exclusief verzendkosten

Ook als e-book beschikbaar (ISBN 978 90 450 2696 1)

Recensies

 

Trouw, 27 maart 2013
door Pauline Weseman

De schrijver
Schrijver Alex Verburg leerde Jan van Kilsdonk (1917-2008) kennen via zijn gereformeerde moeder. In een lyrische brief bejubelde de pater haar zeventigste levensjaar en schreef over al haar negen kinderen iets markants. Aan Verburg vertrouwde hij zijn memoires toe in wekelijkse gesprekken – ruim zestig uur in totaal – in zorgcentrum Bernardus, vooral in 2007. Gesprekken die de pater typeerde als verkwikkend en ontspannend. Verburg schreef ook de memoires van Liesbeth List en weduwe Hank Heijn, en enkele romans.

Het thema
Probeer maar eens een compleet beeld te schetsen van een legendarisch figuur als pater Van Kilsdonk dat verder gaat dan dat van de spraakmakende studentenpastor die zonder priesterboordje langs kroegen en studentenflats struinde, homoparen inzegende, tegen het opgelegde celibaat was, uitvaartdiensten leidde van aidspatiënten en mensen ‘die niet meer in staat waren het levenslicht te beminnen’. Verburg nam al dit bekende als gegeven en liet Van Kilsdonk het verhaal erachter vertellen, wat hem bewoog, wie en wat hem vormde.
Als zoon van een welgestelde molenaar en een krachtige, warme, jong overleden moeder in het rooms-katholieke Brabant voelde Van Kilsdonk zich bemind en vertrouwd. Het beeld verrijst van een zelfbewuste, ‘esthetisch intellectuele’ jongen met een ‘ongeneeslijke leeshonger’ naar Franse poëzie en Henriette Roland Holst, met een ontnuchterend zelfbeeld: ‘wij waren gewoon lelijk’. Zijn kinderlijk vertrouwen wordt voorgoed geschaad tijdens zijn noviciaat (proefperiode) bij de jezuïeten – een verschrikking. Het aalmoezenierswerk onder ex-NSB’ers wakkert zijn betrokkenheid bij de verachte mens aan en als godsdienstdocent leert hij jongeren begrijpen, wat later bijdraagt aan de groei van de katholieke progressieve studentenekklesia.
Treffend openhartig is de pater, bijvoorbeeld over zijn roeping voor het pastoraat. Hij kon ontroerd worden alsof andermans leed hem zelf was overkomen, schreef duizenden brieven omdat hij daarin ‘op een hogere noot van de toonladder van de tederheid kon komen’, maar bleek ‘in wezen verschrikkelijk gereserveerd’. “Ik raak ook nooit iemand aan. Mijn tederheid en mijn nabijheid groeiden juist met een duidelijke afstand. Nee, mij heeft het celibaat geen windeieren gelegd.”

Typerende zin
Lastig kiezen. Twee minder bekende voorbeelden: “Ik ben een leerling van degene die lijdt. Ik heb niets te bieden, ik heb ook niets te zeggen.” “Ik was niets bijzonders, maar als studentenpastor tot alles in staat.”

Zijn visie
Van Kilsdonks haat-liefdeverhouding met de rooms-katholieke kerk is een rode draad door zijn levensverhaal. Wat kon hij zich ergeren aan het instituut en diens onderdanen, soms met scherpe tong. “Dat is ook een beetje het gewonde kind in mij. Niet dat iemand mij heeft gewond, maar ik ben gewond omdat ik anderen gewond heb zien worden.”
Het is fascinerend hoe hij (progressief en ‘honderd procent vrijzinnig’) zich niet solidair voelde met het Vaticaan, het bekritiseerde, om die reden door Rome werd afgezet maar de kerk trouw bleef. Van Kilsdonk voelde zich als katholiek christen thuis in de ‘kunstzinnige’ rituelen rond dood en leven, ‘alsof je aan het hof bent’. Met die rituelen kon hij de voor dit vak benodigde elementaire mensenliefde en eerbied uiten aan de gekleineerde en geminachte eenling, een jongen na zijn zelfdoding achtmaal bewieroken alsof het zijn eigen zoon was.

Reden om het boek niet te lezen
Geen. Het enige dat wat in nevelen gehuld blijft, is wat er in detail gebeurd is in de studentenekklesia waar oud-leerling Huub Oosterhuis onder andere de leiding overnam en Van Kilsdonk zich terugtrok. De pater is kritisch maar vooral mild en respectvol over Oosterhuis’ werk en persoon. Andere collega’s op zijn levenspad komen er slechter vanaf.

Reden om het boek wel te lezen
Vele. Deze memoires laten een volstrekt integere mensendienaar tot leven komen die blijft inspireren. Dat dit alles wordt verteld met Van Kilsdonks notoire dichterlijke nuchterheid maakt ze tot een genot om te lezen.

de Volkskrant, 2 maart 2013
door Aleid Truijens
(****)
Katholiek Amsterdam kon niet om Pater van Kilsdonk heen. De met liefde en seks worstelende jonge mens, met name de ‘homofiel’, had altijd zijn bekommernis. Ook nadat Rome hem eruit had gegooid. Na het lezen van zijn memoires rest slechts bewondering.

Wie katholiek was en opgroeide in het Amsterdam van de jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig, kan hem onmogelijk níet hebben gekend. Pater van Kilsdonk was niet te ontlopen. Ook toen de ontzuiling en ontkerkelijking allang vraten aan de fundamenten van de Moederkerk en pubers niet meer naar de kerk wilden, zelfs niet naar de beatmis. Op een schoolreünie, in studentenflats, in rokerige nachtkroegen en op woeste feesten van het COC – overal liep je de kans dat de Pater (had hij een voornaam?) met toegeknepen ogen en uitgestoken hand op je afstevende: ‘Hé, ben jij er niet een van…?’
Ook al was je géén misdienaar geweest, had je niet op het St. Ignatiuscollege gezeten, waar hij godsdienstleraar was voordat hij studentenpastor werd, en was je geen lid van een katholieke studentenvereniging, Van Kilsdonk herkende jou feilloos als een schaapje uit zijn kudde. Wij, afvallige katholieke kinderen van de jaren zeventig, hadden zelf niet door hoezeer ons leven nog was doordesemd met katholieke geurstoffen. We hadden op katholieke scholen gezeten, we deden aan katholiek roeien, katholiek voetballen of katholiek tafeltennissen. Daardoor gingen we, onbedoeld, vrijwel alleen om met katholieke vrienden.
‘Ja pater, ik ben een zus van… Ik heb geroeid bij RIC, ja. Het gaat goed, dank u. Fijne avond pater.’ En verder schuifelde hij, de deinende menigte in. Met die eeuwige weëe glimlach. Op zijn sandalen, zomer en winter, een pilsje in de hand. Ginnegappend keken we hem na, Kater van Pilsdronk. En we draaiden nog een joint.
Die bijnaam was overigens misplaatst. Dat glas bier was een alibi. Een priester moest sober leven, vond hij. Uit zijn onlangs verschenen memoires blijkt dat hij een afkeer had van de paters die wonen in weelde, copieus dineren en zich te buiten gaan aan drank. Dat waren er nogal wat in zijn omgeving, vertrouwde hij toe aan Alex Verburg. Deze schrijver voerde kort voor Van Kilsdonks dood vele gesprekken met hem en noteerde zijn memoires. (En zette zijn eigen naam op het omslag, terwijl de ‘ik’ in het boek toch de pater zelf is.) In 2008 stierf Jan van Kilsdonk, 91 jaar oud. Zijn leven omvat bijna een eeuw katholiek leven en emancipatie. Een cruciale eeuw voor de kerk.

Het was niet zo moeilijk om de lieve pater een beetje belachelijk te maken. Zijn taalgebruik alleen al. Een mix van roomse zalverigheid en bommeliaanse retoriek. Hoewel hij altijd celibatair bleef, was zijn specialisme de met liefde en seks worstelende jonge mens. Met name de homoseksuelen, de ‘homofiele mensen’, hadden zijn bekommernis. Het kwam hem op een sneer van Gerrit Komrij te staan: ‘Een homofiel is iemand met een teckel aan een touwtje, ík ben een gezonde homoseksueel.’
Dat wonderlijke Kilsdonkiaanse jargon klinkt overal in zijn memoires door. Hij mijmert graag over de ‘erotische trillingen tussen man en man’, over deze ‘andere blikrichting van het hart’, ‘een geheel eigen lichaamsbeleving’, die hij ‘een vondst van de Schepper’ noemt. Minnaars heten bij hem ‘makker’ en ‘kameraden’. Maar ook de trillingen tussen man en vrouw getuigen van ‘liefdestalent van de ziel’ die de ‘onderste aardlagen’ beroert. Op studentenfeesten ziet hij genietend toe op de ‘carnavaleske roes van vrijerigheid’. Een aardig mens is bij hem al gauw ‘een Gezegende’. Dat kon trouwens ook een ex-NSB’er zijn, een van de gevangenen die hij als aalmoezenier in kamp Vught ontmoette. Of een getalenteerde oud-leerling als Kees Fens. Voor de pater was ieder mensenkind gelijk. En nee, hij betreurde het niet dat ‘de Ronald Plasterken en Paul Wittemannen’ van het geloof af waren gevallen.
Ook de titel en omslag van het boek waarin Van Kilsdonks toespraken bij de uitvaarten van aidsslachtoffers zijn gebundeld, Dag jongen van licht, bijeengebracht en ingeleid door Pierre Valkering, doen bijna parodistisch aan, met een omslagfoto van de pater die zijn hand op het voorhoofd van een doodzieke jongen legt. Maar lees je die toepraken – onder andere die bij de dood van Frans Kellendonk – en kijk je door de woordkeus heen, dan rest slechts bewondering. Net als na het lezen van de memoires.
Want doe het maar eens. Een heel leven wijden aan anderen die het moeilijk hebben. Depressievelingen, suïcidale jongeren, in de kast zittende homo’s, wanhopige ouders. Hij róók het, als een jongen of meisje ergens mee zat. Dan liep hij quasi-toevallig langs, of schreef hij een brief. Als het moest, ging hij dagelijks op bezoek. Als iemand hem vroeg een uitvaart te leiden of een toespraak te houden, zei hij nooit nee. Zulke mensen zijn zeldzaam.

Toch was hij geen maatschappelijk werker. Hij bleef priester en geleerd theoloog, ook al beviel de harde lijn van Rome hem in de loop van zijn leven steeds minder. Als Brabants jongetje dat niet alleen de Bijbel, maar ook stapels romans en gedichten verslond, kreeg hij na het gymnasium een klassieke opleiding bij de jezuïeten in Grave. Tot het programma hoorden daar ook het geselen van de paters en het bidden met een metalen ring, voorzien van gemene punten, om de dij. Die opleiding was ‘een verschrikking’.
Hoe werelds hij later ook werd, hij kende iedere Bijbelpassage, wist van elk theologisch dispuut en interpreteerde telkens opnieuw de Evangeliën. Hij trouwde niet, zoals vele vrijdenkende collega’s. Hij trad nooit uit de kerk. Dat deed een pater niet, zoals een goede ouder zijn kinderen niet verliet.
Maar de kerk wilde wel van hém af. In 1962 hield hij voor de Sint-Adelbertvereniging, een club voor hooggeplaatste katholieken, een toespraak waarin hij pleitte voor minder gehoorzaamheid aan Rome en een wat moediger oppositie. De bedrijfsleiding in Rome was not amused en gooide hem eruit.
Van Kilsdonk ging gewoon door met zijn werk. Hij werd in genade teruggenomen, maar een paar jaar later verbood de kerk hem om zijn twijfel over de maagdelijkheid van Maria te uiten. Volgens Van Kilsdonk moest je dat leerstuk ‘symbolisch’ zien, een opvatting die hij deelde met Gerard Reve.

Een paar rekeningen had hij wel te vereffenen. Aan de bisschoppen wijdt hij weinig woorden: Gijsen vond hij een dieptepunt – ‘die man heeft veel kwaad gedaan’. Simonis was een aardige maar niet al te slimme man met verkeerde ideeën. Maar collega-priester Antoine Bodar krijgt er welbewust van langs: ‘Hij heeft tot tweemaal toe priesters uit de Krijtberg in moeilijkheden gebracht door over de een door te brieven dat hij ’s nachts bij zijn vriend slaapt en over de ander dat hij een dochtertje heeft. Zij moesten toen vertrekken. Dat heb ik hem hoogst kwalijk genomen.’ Met Huub Oosterhuis, de beroemde dichter en tekstschrijver, blijkt de verhouding gespannen. Oosterhuis nam, al zegt Van Kilsdonk het niet letterlijk, de door hem gestichte Studentenecclesia langzaamaan over. Voor ‘vriendschap, steun, warmte’ had Oosterhuis ‘geen talent’. De pater stapte over naar de Dominicuskerk.
Aan het eind van zijn verhaal noemt Van Kilsdonk zichzelf ‘agnost’. Zekerheid dat hij rechtstreeks ten hemel zou stijgen, in paradisum, zoals het engelachtige uitvaartlied zegt, had hij niet. Het zou kunnen. Misschien ook niet. Maar: ‘Ik wil niemand de troost van het geloof ontnemen.’ Of God wel of niet ‘bestaat’, dat was de kwestie niet, vond hij. Het mysterie overstijgt de letter. Zijn God, of hij nu bestond of niet, was geen kinderachtige schoolmeester, maar degene die alles bezielt. God is liefde. Hij huist ín de mensen, nergens anders. Een mooie gedachte waarmee je, zoals Gerard Reve zei, ‘altijd goed zit’.

Trouw, 2 maart 2013
column van Bert Keizer
‘Ik heb bij mijn weten nooit een paus fysiek gezien, behalve op televisie, en dan voelde ik altijd een lichte afkeer.’ Dit zijn woorden van Jan van Kilsdonk zoals opgeschreven door Alex Verburg in het boek Pater van Kilsdonk, raadsman in delicate zaken, memoires. In die lichte afkeer van de paus somde Van Kilsdonk de essentie van zijn pastoraat op: niet het instituut, maar de persoonlijke ontmoeting met mensen in nood, daar ging het hem om.
Ik ben een van de duizenden (ik geloof niet dat dit getalsmatig een overdrijving is), die Van Kilsdonk persoonlijk hebben ontmoet in de jaren waarin hij rondzwierf door avondlijk en nachtelijk Amsterdam. Hij sprak dan niet of nauwelijks over zichzelf; en het verrassende van dit boek is dat hij het nu eindelijk, soms in geuren en kleuren, over Jan van Kilsdonk heeft.
Van mij had hij daar eerder over mogen beginnen, want hij spreekt hier met kenmerkende finesse over zijn groei en bloei als zoon, als broer, als jonge priester, als hartstochtelijk herder, als subtiel theoloog, als bijbelkenner en natuurlijk als strijdend lid van een onhoudbaar kapseizende wereldkerk. Van Kilsdonk kon weleens erg hoog jubelen over ‘de majesteit in het wezen van de lijdende ander’, maar in deze gesprekken noemt hij gelukkig ook een paar mensen aan wie hij gewoon de pest had. Zo stuitte hij in zijn noviciaat op een novicemeester die hardvochtig met hem omging.
Zeventig jaar later stak het nog. ‘Het heeft mijn leven wel getekend. Tot die tijd had ik mij overal vertrouwd en bemind geweten. Dat ben ik in de jezuïetenorde nooit meer zonder meer geweest.’
Van Kilsdonk moet in veel opzichten een nachtmerrie zijn geweest voor zijn medebroeders, omdat hij zowel een groter hart als een groter verstand had. In zijn heel jonge jaren ging dat redelijk goed, omdat hij velen boven zich wist die meer van het leven, ook van het priesterleven, gezien hadden dan hij. Maar naarmate hij uitrijpt en groeit in zijn beleving van het geloof, ontstaat er in hem een bewustzijn van zijn unieke talent. Hij zegt het zo: ‘Ik heb een behoefte, een stille hartstocht nabij te zijn aan mensen in nood. Dat zit er gewoon in.’ Het lukte hem goed gezelschap te zijn, soms zelfs uitstekend gezelschap, voor mensen die op de een of andere manier door het leven in de hoek waren gedreven.
En omdat hij dit zo goed kon, zag hij ook vlijmscherp hoezeer de kerk op dit punt faalde. ‘Op recepties mijd ik het naast een bisschop te gaan staan. (…) Nee, ik heb een diepe toorn. Dat is ook een beetje het gewonde kind in mij. Niet dat iemand mij heeft gewond, maar ik ben gewond, omdat ik anderen gewond heb zien worden.’
Hij kon dit niet bij zich houden en in 1962 betoogde hij in een rede voor de Adelbertvereniging dat er over paus en bisschoppen best een kritisch oordeel mag bestaan. Het is een prachtige toespraak vol sublieme retoriek, waarin ergens onder al die plechtige bezweringen een vlijmscherp mes blikkert dat recht in het hart van Rome eindigde. Hij ergerde zich aan ‘de krampachtige ambtsdrager die in paniek raakt als er onverwacht een geluid zich aanmeldt dat nog niet was gehoord’.
Als je de tekst nu leest, dringt langzaam tot je door dat hier op welhaast liturgische wijze voor het eerst de schep in de grond wordt gestoken om de kuil te graven waarin het hele Vaticaan zou verdwijnen. U zult lachen, maar ik gloeide van trots toen ik het las. Van Kilsdonk zette in zijn eentje binnen de kerk de sixties in beweging zonder ooit één noot van The Beatles gehoord te hebben.
Deze Adelbert-rede betekende zijn definitieve entree in het publieke katholieke leven. Rome werd boos, hij werd afgezet, hij werd zelfs verhoord; een toestand waar hij glunderend verslag van doet. Men vroeg hem of Jezus waarlijk God was en Maria een degelijke maagd. Hij vertelt met zichtbaar genoegen hoe hij de Hoge Heren ter plekke bijschoolde over met name die maagdelijkheid van Maria, waarover hij een uitermate samenhangende visie had uit de beste theologische en cultuurhistorische hoek, ver voorbij alle anatomische flauwekul. Ondanks deze botsing met het instituut bleef hij de kerk in zeker opzicht trouw. Hoe hij dat precies deed, is niet helemaal duidelijk, zoals ook zijn celibaat onbegrijpelijk blijft. Maar ach, wat gaat het ons aan? Ook na zijn dood heeft Jan van Kilsdonk recht op hartsgeheimen.
Waarmee we komen bij iets dat hij naar mijn mening beter in zijn hart had kunnen bewaren: op enkele plaatsen laat hij zich onverwacht scherp uit over personen die nog onder ons zijn. Dat vond ik onprettig, want wat kun je doen als iemand vanuit het graf tegen je tekeer gaat?
Er is dan geen gesprek meer mogelijk en dat is nu juist wat Van Kilsdonk zo graag deed. Maar misschien moeten we deze fout als verlossend zien: Van Kilsdonk was geen heilige.

Reformatorisch Dagblad, 24 september 2013
door dr. ir. J. van der Graaf
Pater Jan van Kilsdonk (1917-2008) was een legendarische figuur in de Amsterdamse studentenwereld, zo valt te lezen op de omslag van diens biografie, geschreven door Alex Verburg. Voor dit boek voerde hij zestig gesprekken met de pater.

Hoe zo’n boek te bespreken in een reformatorisch dagblad? Dan moet het tot vandaag geldende twistgeding tussen Rome en de Reformatie maar even naar de achtergrond. Van Kilsdonk zelf was in voortdurend conflict met Rome. Kardinaal Simonis zei ooit tegen hem dat het fijn was dat hij in de kerk was gebleven, maar ook dat er gelukkig maar één zoals hij was gebleven.

Geding
In Van Kilsdonks geding met Rome zaten elementen die een rechtgeaarde protestant helemaal bijvalt. Hij verzette zich bijvoorbeeld tegen het celibaat. Paulus noemde immers als voorwaarde voor een ambtsdrager dat hij zijn eigen huis goed kan besturen. Overigens voerde Van Kilsdonk ook een pleidooi voor het wijden van vrouwelijke priesters. Luther was voor hem mateloos boeiend en inspirerend, al vond hij het betreurenswaardig dat de reformator de band met het Lichaam van Christus (ver)brak.
Dat de paus plaatsvervanger van Christus zou zijn, vond Van Kilsdonk godslasterlijk. En als hij in de Tweede Wereldoorlog de paus was tegengekomen, zou hij hebben gezegd: Eén advies, één simpel advies: trek je volste ornaat aan en ga met twintig of honderd bisschoppen naar Auschwitz. (…) Als de Kerk echt Kerk was geweest, dan waren met mijter en staf 500 bisschoppen voor de trein gaan staan.
Maar juist de kritiek op de ambten kwam Van Kilsdonk duur te staan. Toen hij aan de vooravond van het Tweede Vaticaans Concilie (1962) als hoofdspreker optrad voor de Sint-Adelbertvereniging, een genootschap van rooms-katholieke academici, veroorzaakte hij kerkelijk rumoer door te zeggen dat er over bisschoppen een kritisch oordeel mocht bestaan en de pauselijke geschiedenis ook wel aanleiding gaf tot enige kritische aandacht.
Ach, zo’n bisschop is van huis uit ook gewoon een boerenjongen, zei hij later. Via het dagblad De Tijd kwam Van Kilsdonk aan de weet dat het Heilig Officie (de congregatie voor de geloofsleer) in Rome hem had afgezet. Eminente protestanten zoals ds. J. J. Buskes sprongen voor hem in de bres. Bij de huldiging van de dichter en literatuurhistoricus Anton van Duinkerken bij diens zestigste verjaardag verklaarde kardinaal Alfrink dat de afzetting was ingetrokken. Van Kilsdonks imago als dwarsligger in de rooms-katholieke gelederen was er echter wel door bepaald.

Vrijzinnig
Maar er was wel veel meer aan de hand. Ik ben natuurlijk 100 procent vrijzinnig, verklaarde hij zelf. Hij zette vraagtekens bij de alwetendheid en almacht van God, bij de historiciteit van Jezus, bij de belijdenis van Nicea, bij het eeuwige leven. In Nicea zou hij in het jaar 325 aan de kant van Arius hebben gestaan.
Voor het atheïsme had Van Kilsdonk begrip. Hij had altijd al twijfels gehad met betrekking tot fundamentele geloofswaarheden. Alleen wilde hij in de praktijk van het (studenten)pastoraat met die vrijzinnigheid niet de toon aangeven.

Pastoraat
Met zijn pastorale houding heeft hij velen aan zich verplicht. Van Kilsdonk schreef geen mensen af. Vaak noteert Verburg in de biografie dat de pater ontroerd of vertederd was als hij mensen had ontmoet. Dat was hij trouwens ook altijd als hij langs het Bodenmeer in Duitsland kwam, waar in 1415 de Praagse studentenpastor en reformator Jan Hus werd verbrand.
Intussen ging Van Kilsdonk ver in de acceptatie van discutabel levensgedrag, vooral op het gebied van seksualiteit. Zonde kwam in zijn woordenboek niet voor. Maar wat mag dan genade heten? Hij organiseerde samen met enkele collega-dominees, studentendecanen en -psychologen van de Vrije Universiteit dansavonden voor homoseksuele studenten. Homoseksualiteit noemde hij zelfs een vondst van de Schepper. Homoparen gaf hij de zegen. Pedofilie benaderde hij mild, evenals abortus en euthanasie.
Van zichzelf zei hij: Ik heb een behoefte, een stille hartstocht nabij te zijn bij mensen in nood. Daarom had hij een niet-oordelend, open oor voor de mensen in de marge, voor aan lagerwal geraakten, suïcidalen. Na pastorale ontmoetingen schreef hij een brief aan betrokkenen. Er zijn meer dan 3000 doorslagen van getypte brieven bewaard gebleven. Nog tijdens zijn emeritaat begeleidde Van Kilsdonk meer dan honderd aidspatiënten. En ’s avonds stond hij voor een kruisbeeld in gebed om de mensen die hij had ontmoet op te dragen.

Scherp
Maar zo mild als hij was inzake de aberraties van het leven, zo scherp kon Van Kilsdonk zijn tegenover de orthodoxie in zijn kerk: Ik heb in wezen een genadeloos scherpe tong. Voor bisschop Gijsen had hij geen inwendige barmhartigheid: Ik heb zo veel verwonde mensen ontmoet. Voor de vakbekwaamheid van Simonis miste hij iedere waardering, zei hij naar aanleiding van een preek van Simonis aangaande de maagdelijke geboorte.
Lange tijd ook had hij een beschaafde hekel aan EO-presentator Andries Knevel. Maar, voegde hij merkwaardigerwijs toe: dat is gelukkig veranderd; hij is nog geen geestverwant, maar inwendig een fijngevoeliger vent dan ik gedacht had.
Voor priester Antoine Bodar, een van zijn leerlingen die kritisch reageerden op zijn geruchtmakende uitlatingen over homoseksualiteit, was inwendig zijn achting gebroken. Jij bent schrander, maar jij bent niet een echte theoloog. Niet dat je er niet voor gestudeerd hebt, je hebt er geen aanleg voor. Je hebt aanleg voor opschepperij en vroomheid.
Van Kilsdonk betreurde dat zijn Amsterdamse Studentenekklesia (opgericht als een katholieke studentenparochie) met de voormalige priester Huub Oosterhuis, ook een van zijn leerlingen, een eigen publiek had gekregen. Hij noemde Oosterhuis de enige geslaagde kerkdichter van het ogenblik, maar in zijn pastorale praktijk is hij een moeilijke man. Van Kilsdonk kwam zijn laatste jaren liever in de Dominicus, een oecumenische kerkgemeenschap in de Spuistraat, waar oude moeders zaten, die radeloos zijn, of hopen dat niet gebeurt wat ze vrezen.

Pastorale nabijheid
De lezer oordele zelf. Voor de vrijzinnige theologie en de ethische implicaties daarvan krijg ik uiteraard de handen niet op elkaar. Nochtans deed het boek me wat. Vanwege de pastorale nabijheid bij de verfomfaaiden, de aangevochtenen, de andersgeaarden, de suïcidalen. Zou niet elke pastor, in de navolging van Christus, tegen de achtergrond van zonde en genade daar iets van moeten hebben?

Volzin, 8 april 2013
door Jan van Hooydonk
[…] In memoires is geen plaats voor wederwoord van personen die van de postume Van Kilsdonk een veeg uit de pan meekrijgen: de ‘kwelradicaal’ Antoine Bodar en de ‘autoritaire en dominante’ Huub Oosterhuis. Toch is het een spiritueel geschrift van hoge klasse. De hoofdpersoon rijst daaruit op, niet als een vlekkeloze heilige, maar wel als een monument van menselijkheid, een monument van waarachtige menselijke religiositeit ook. Als pastor en gelovige is Jan van Kilsdonk een verademing voor wie zich bekneld voelen door de benepenheid en morele hardvochtigheid van het katholieke kerkinstituut. […] “Nabijheid aan mensen die vriendschap en nabijheid nodig hebben. Dat is mijn werk. Meer is er niet. Alles wat meer is, is voor mij niet meer”, vat hij zijn pastoraat tegenover Alex Verburg samen. En ook: “Ik heb een innerlijk vermogen om van mensen te houden. Ik ben ontzettend ontroerbaar door het geluk van hen, of het ongeluk. Als iemand mij zijn liefdesverdriet vertelt, is het alsof het mijzelf overkomen kon.” […]
Zijn eerste leerschool in het pastoraat doorliep Van Kilsdonk tussen 1944 en 1947, de “zeer gelukkige jaren” waarin hij aalmoezenier was in kampen voor politieke gevangenen (NSB’ers) in Valkenburg en Vught. “De kampgevangenen waren volkomen weerloos en werden algemeen veracht. Ik stelde mij radicaal solidair met hen op. (…) Schuldige mensen bekeer je niet door ze te beschuldigen, maar door ze te eerbiedigen.” Wel hield hij de delinquenten voor dat hij tijdens de mis uit ‘een Joods boek’ las. Waar hij dan aan toevoegde: “En wij hopen allemaal, ik hoop maar jullie ook, dat zij het ons vergeven. Kúnnen vergeven. Dat zij de onvoorstelbare kracht hebben om ons te vergeven.” Let op dat woordje ‘ons’ – niet ‘jullie’. […]

Nederlandse Bibliotheek Dienst | Biblion
door dr. H. Chr. van Bemmel
Pater van Kilsdonk (1917-2008) was een legendarische figuur in de Amsterdamse studentenwereld, bekend ook van zijn confronterende voordrachten in de ‘Studentenekklesia’. Pas laat, vanaf 2007, werden met hem door Alex Verburg, bekend o.a. van zijn boek over de ontvoering van Gerrit Jan Heijn, langdurige gesprekken gevoerd. Het zijn steeds zijn eigen woorden die in dit boek gebruikt worden, vandaar dat ze terecht memoires genoemd kunnen worden. Zijn hele leven gaat voorbij: zijn jeugd in een dorpje in Brabant, zijn priesterwijding als jezuïet in 1945, zijn aalmoezenierschap bij gedetineerden van de NSB na de oorlog, zijn conflict met Rome over wat hij verkondigde, zijn tijdelijke afzetting en eerherstel. Maar vooral zijn persoonlijke betrokkenheid met jonge mensen maakt indruk. Een vijftiental zwart-witfoto’s siert het boek. Gezien de populariteit die pater van Kilsdonk genoot, zal dit boek velen, ook niet-gelovigen, kunnen aanspreken.

Aangekruist (Kruispunt Radio RKK), 2 maart 2013
door Rolf Deen
Ik heb in mijn leven drie, wat de traditie zou noemen, heiligen gekend. Eentje kan ik niet noemen want die leeft nog, twee is Yehuda Aschkenasy, en heilig is voor mij ook pater Van Kilsdonk. Een heilige voor mij is niet iemand die perfect is en aan wie niks mankeert. Vaak zijn het namelijk ook heel irritante mensen. Maar het zijn mensen die andere mensen op een fundamentele manier geraakt hebben en hun levens hebben veranderd. Dat heeft Yehuda Aschkenasy gedaan en zeker ook Jan van Kilsdonk. Zijn memoires zijn wat hagiografisch moet ik zeggen, maar wel om te smullen, heerlijk om te lezen. Er zit een klein relletje in, want vandaag stond in Trouw al een reactie van twee volgelingen van Huub Oosterhuis die gekwetst waren door het feit dat Jan van Kilsdonk over hem niet altijd even complimenteus is in het boek. Maar er is veel meer dan dat te lezen. Ik vind schitterende beschrijvingen van zijn jeugd in Brabant, de sfeer van zwijgen en stilte in het dorp is schitterend beschreven. Mensen, lees dat boek!

Brabants Dagblad, 22 februari 2013
door Tom Vos
Al vijf jaar dood, maar zijn nalatenschap is springlevend. Niet verwonderlijk want de in Zeeland geboren jezuïet Jan van Kilsdonk (1917-2008) is een van ’s lands meest legendarische paters. Een status die de uitgesproken liberale geestelijke dankt aan zijn indrukwekkende toespraken, hevige aanvaringen met Rome en onvervaarde karakter.
Postuum verschijnt het ene na het andere boek. Eind vorig jaar zag een bundel het licht met toespraken van de pater tijdens uitvaarten van homoseksuele slachtoffers van de aidsepidemie in de jaren tachtig. Homoseksualiteit beschouwde Van Kilsdonk niet als afwijking maar als vondst van God. ‘Zelfs mijn vroegere leerling Antoine Bodar valt mij daar nu nog mee lastig. Want ja, hij moet Rome verdedigen,’ zegt Van Kilsdonk daarover in zijn geboekstaafde memoires die vanaf maandag in de winkels liggen. Zijn woorden zijn opgetekend kort voor zijn overlijden door auteur Alex Verburg die ook Het voorlopige leven van Liesbeth List op zijn naam heeft staan. Ruim zestig uur spraken zij elkander.
De pater haalt – summier – herinneringen op aan zijn geboortedorp Zeeland maar ook aan Oijen, waar hij tot adolescentie kwam. ‘Mijn moeder werd vroeg ziek. Ik denk dat mijn vader toen al heeft gedacht: nee, dat kan niet. Om haar hadden we Zeeland verlaten. Om moeder los te maken van de vele zaken daar, van de bakkerij, de winkel en herberg Het Zwaantje, waar zij gastvrouw was, en haar wat meer rust te gunnen. Maar al in 1927 is zij gestorven.’
Het boek is doorspekt met zowel luchthartige als ernstige anekdotes die samen zijn leven tot in alle spelonken schetsen. Het in de ik-vorm geschreven boek leest als één lang citaat, gegoten in een vlotte en pakkende verteltrant.
Van Kilsdonk was anders dan de anderen, hij zat altijd met zijn neus in de boeken. ‘Mijn broers wilden niet op mij lijken.’ Op het gymnasium ontdekte hij dat hij pater wilde worden. Maar niet omdat hij de regels binnen de RK-Kerk omarmde. Integendeel. ‘Ik ben volstrekt tégen het opgelegde celibaat. Het sluit talrijke mensen uit van het pastoraat die daarvoor uitnemend geschikt zijn. Het celibaat kan geen goddelijke wet zijn.’ Hij verhaalt over de diepe innerlijke crisis die hem in de greep hield rond zijn twintigste. ‘Mij overweldigde de vraag: is dit niet allemaal illusie, begoocheling, gezichtsbedrog?’, verwoordt hij zijn twijfel.
Uitvoerig aandacht besteedt het boek aan de dertigjarige periode dat Van Kilsdonk als studentenpastor in Amsterdam actief was; de stad waar hij geregeld opdook in het homoseksuele uitgaansleven. ‘Als studentenpastor zwierf ik overal rond. In cafés, op sociëteiten, in studentenhuizen. Altijd waren er mensen die mij aanspraken. Ook toen ik al geen priesterboordje meer droeg. Er kwam een tijd dat een priester die een boordje droeg, zich ten eerste zeer solidair toonde met het Vaticaan. Dat wilde ik niet.’ Hoewel hij zich vaak kantte tegen de standpunten van Rome, is hij bewust in de kerk gebleven. ‘Het was niet laf of halfslachtig dat ik bleef. Met mijn trouw aan de kerkelijkheid heb ik mensen kunnen dienen, kunnen troosten. Ik ben christelijk katholiek en ik blijf dat ook.’
De vermaarde geestelijke bepleit vol vuur waarom het priesterambt open moet staan voor vrouwen. ‘De vrouw is zorgzamer, zorgvuldiger. En heeft meer mensenkennis dan de man.’
Aan het slot gaat hij in op de vele processen tegen Amerikaanse priesters, verdacht van seksueel misbruik van kinderen, in de nadagen van zijn eigen leven. Hier slaat hij de plank mis. ‘Uiteraard zullen hier in Nederland ook wel dingen zijn gebeurd, maar ik vermoed dat wij toch een beter geselecteerd priesterschap kennen dan in Amerika,’ zegt Van Kilsdonk, nog onwetend over de hel die een paar jaar na zijn verscheiden ook in Nederland losbarstte over misdadige priesters.
Van Kilsdonks laatste woorden in het boek: ‘Ik heb met vreugde geleefd.’

De Stentor, juli 2013
door Mario Molegraaf
Goed zijn voor de goeden, dat kan iedereen. Maar goed zijn voor de rotzakken, voor de mensen die u en ik verafschuwen, is slechts voor weinigen weggelegd. Zoals Jezus goed was voor de tollenaars en pater Van Kilsdonk (1917-2008) goed was voor de na de oorlog opgesloten NSB’ers. Hij, de zoon van een Brabantse mulder die als ketterse katholiek te Amsterdam nationale bekendheid verwierf, vertelde zijn levensverhaal aan Alex Verburg. Dat leidde uiteindelijk tot Pater Van Kilsdonk. Raadsman in delicate zaken.
Het geheel wordt gepresenteerd als zijn ‘memoires’. Jan van Kilsdonk is van begin tot eind in de ik-vorm aan het woord, niet onderbroken door vragen. Maar voor deze compositie is romanschrijver en interviewer Alex Verburg verantwoordelijk. Hij toverde een serie grillige gesprekken met een hoogbejaarde man om tot een bijzonder boek. Het knapste is misschien dat de tovenaar, afgezien van een kort nawoord, onzichtbaar blijft.
Aantrekkelijk aan de gekozen vorm is de ongedwongenheid en natuurlijkheid. Niets scheidt de lezer van de spreker. Onbevredigend is soms dat je méér zou willen weten. Méér over Van Kilsdonks leerling Antoine Bodar over wie hij onder meer vertelt: ‘Je hebt aanleg voor opschepperij.’ Méér over de aan aids gestorven schrijver Frans Kellendonk wiens uitvaart hij leidde. En vooral méér over zijn conflict met het kerkelijke gezag.
De dwarsligger (‘Ik ben natuurlijk honderd procent vrijzinnig’) werd afgezet, op zichzelf niet zo vreemd. Maar korte tijd later, begin 1963, trekt men dat besluit in. Een mirakel, want het Vaticaan doet nooit aan rectificaties. Waarom in dit geval wel? Wie weet komt er nog eens een biografie die licht werpt op deze en andere vragen over Van Kilsdonk, een man die juist door zijn recalcitrantie respect afdwingt. Een priester die misschien niet zo erg in God geloofde (‘De beste illusie die je hebben kunt’), maar des te meer in de mens.

www.domineehansvisser.nl, 27 maart 2013
door ds. Hans Visser
Alex Verburg schreef een prachtig boek over pater Jan van Kilsdonk die ons in 2008 ontviel. Voor ons ligt een biografie die een scherp licht werpt op pater Van Kilsdonk die zich naam verwierf als studentenpastor. In het slot van zijn leven kwam ik in contact met Van Kilsdonk met betrekking tot onze gemeenschappelijke vriend-collega Joseph Doucé die in 1990 vermoord werd.

De diepste werkelijkheid in het leven van Van Kilsdonk was zijn pastoraat. Hoewel Van Kilsdonk en ik tot verschillende generaties behoren en een totaal verschillende levensloop hebben, heb ik mij altijd met hem verwant gevoeld. In het pastoraat moet niet het moralisme overheersen. Luisteren, invoelen en je laten raken door de ander. Van Kilsdonk is conflicten niet uit de weg gegaan. Hij had behartigenswaardige opvattingen over paus en kerk, homoseksualiteit, celibaat maar ook over de maagdelijke geboorte. Dit mythische gebeuren moet verstaan worden in samenhang met gelijksoortige gebeurtenissen. Deze geboorte moet volstrekt niet biologisch verstaan worden. De conflicten brachten hem in Rome, waar zijn superieuren hem verhoorden. Er waren gelukkig altijd bondgenoten zoals bisschop Bekkers. In mijn kamer bewaar ik altijd nog een afbeelding van deze bisschop. Van zijn moeder leerde Van Kilsdonk dat als we toch naar de bliksem gaan, dan is het beter om met de gekruisigde Christus naar de bliksem te gaan dan zonder hem.

Zijn zorg voor homoseksuelen en aidspatiënten maakte hem beroemd en onvergetelijk. Over pastoraat heb ik veel gelezen, maar wat Van Kilsdonk opmerkt, is opvallend en mij uit het hart gegrepen: verdriet wordt niet verwerkt. Je kunt de ellende niet de wereld uit praten. Er is pijn die je je hele leven met je meedraagt.

Van Kilsdonk was in wezen een man die innigheid en vrede zocht, die vertroostende menselijke verhoudingen wilde vinden. Hierin voelde Van Kilsdonk zich als een aangevochten mens, altijd omstreden. Op gelijksoortige wijze heb ik mijn pastoraat uitgeoefend onder druggebruikers, daklozen, illegalen en vluchtelingen. Het is ontroerend te merken hoe iemand als Van Kilsdonk zich als pastor ontwikkelde.

Van Kilsdonk dacht liberaal over het celibaat. Hij had begrip voor collega’s die daaruit stapten. Van Kilsdonk was zo invoelend dat hij deelde in de verliefdheid, liefde, het verdriet van anderen. Hij raakte zelf gewond omdat hij anderen gewond heeft zien worden.

Alex Verburg heeft ons een onschatbare dienst bewezen met dit boek. Het is een eer op eigentijdse wijze te werken in de geest van Van Kilsdonk.

Stichting Lezen Vlaanderen (www.iedereenleest.be), 23 juni 2013
door André Oyen
Citaat: Ik heb mij binnen de orde altijd aan, onschuldig gezegd, de progressieve, maar in wezen aan de kritische kant opgesteld. Niet dat ik zomaar wat blèrde, nee, inhoudelijk. En tegenover niet-katholieken, tegenover andersgelovigen was ik uiterst assimilerend. Laten we allemaal ons best doen, heb ik altijd gevonden, en niet klakkeloos meegaan met de punten die Rome ons voorschrijft. Wij zijn geen dienaars van de paus, maar dienaars van mensen.
In het laatste jaar van zijn leven ontving pater Jan van Kilsdonk (1917-2008) bijna wekelijks Alex Verburg om zijn memoires te boekstaven. […] In de dagen vol kerkelijk gezag en strengheid was Van Kilsdonk zoals de ondertitel van dit boek het zegt een raadsman in delicate zaken. De pater werd een fenomeen. Door zijn bezoek aan kroegen waar hij graag een pilsje dronk, kreeg hij de vriendelijk bedoelde bijnaam ‘Kater van Pilsdronk’. Ook na zijn ‘pensionering’ in 1982 ging zijn werk door. De laatste jaren van zijn leven was Van Kilsdonk elke zondagochtend te vinden in de Amsterdamse Dominicuskerk, die in de laatste decennia van de 20e eeuw een bron was van liturgische vernieuwing binnen de Katholieke Kerk en heden een oecumenische gemeenschap is, geïnspireerd op de christelijke traditie. Op 1 juli 2008 overleed pater Jan van Kilsdonk op 91-jarige leeftijd in zijn slaap in Amsterdam. Tot de meest geciteerde uitspraken van Van Kilsdonk behoort deze wel: ‘Als je in alle culturen ziet dat er vrouwen van vrouwen en mannen van mannen houden, kan ik als gelovige niet zeggen dat het toeval is, en nog minder een ongeval. Als gelovige zeg ik dan dat homoseksualiteit een vondst van de Schepper is. Daar zit ook God achter.’ Een vijftiental zwart-witfoto’s siert het boek.
Alex Verburg, schrijver van onder meer Het huis van mijn vader (2002), En najagen van wind (2004) en Dwalingen (2009), is echt dé persoon bij uitstek om een levensecht literair portret van deze uiterst humane figuur te maken. Dit boek leest als een roman, een boek over een held, een Robin Hood in het woud van dogma’s en doodzonden.

Kerknet, website van de kerk in Vlaanderen (www.kerknet.be), maart 2013
Meer dan vier jaar na zijn dood, op 91-jarige leeftijd, verschijnt een biografie van de Nederlandse jezuïet Jan van Kilsdonk. Eigenlijk zijn het door journalist Alex Verburg uitgewerkte memoires, gebaseerd op zestig uur gesprekken met de hoogbejaarde pater.
Jan van Kilsdonk was een bekende Nederlander en een priester met faam. Die bouwde hij op tijdens zijn jaren als studentenpastor in Amsterdam. Tot zijn 65ste bezocht hij zijn ‘klandizie’ op goed geluk, zwervend langs de studentenflats in Amsterdam en in de kroegen. Later richtte hij zich speciaal op aidspatiënten. De jezuïet was zonder meer een modernist in zijn theologische opvattingen. Daardoor kwam hij geregeld in conflict met het kerkelijke gezag, maar van zijn orde zou hij steeds krediet krijgen. Van Kilsdonk had ook een eigen stijl van liturgie en een specifiek taalgebruik dat ook in dit boek doorklinkt.
De ondertitel Raadsman in delicate zaken drukt uit dat het boek de nadruk legt op Van Kilsdonks pastoraat. Nochtans is het een heus levensverhaal, waarin de pater terugblikt op zijn jeugd in Noord-Brabant en zijn opleiding bij de jezuïeten. Boven alles is het een priesterportret zoals er nog maar zelden verschijnen en een uitdrukking van een fase in de recente kerkgeschiedenis die men al te vaak wil vergeten of herschrijven.

Ds. Lenie van Reijendam-Beek op radio Amsterdam FM, 24 februari 2013:
Het boek is een soort opstanding der herinneringen. Ik zie het weer voor me, recht mijn rug en hij wijst ons de weg.

Lex van Zuilen, vertrouweling van pater Van Kilsdonk:
Alex Verburg heeft met dezelfde borduursteek als die van de pater de diverse episodes gecomponeerd, op kleur en toon gehouden, en vervolgens afgehecht. Een voortreffelijke prestatie. Hij laat hem zien in al zijn glorie en uitnemendheid. […] In alle opzichten wordt in dit boek de adeldom van de mens ruim omspeeld, hogelijk geprezen en geëerbiedigd. Zoveel is mij wel duidelijk geworden na lezing. De pater komt nu weer tot op mijn huid, ja, zelfs tot in de bloedbaan!